Om van graan brood te maken dient het eerst bewerkt te worden. Dit gebeurt om verteerbaarheid voor ons lichaam te vergemakkelijken.
Van oudsher wordt dit door de molenaar uitgevoerd in een molen; dit gebeurde in zowel wind- als watermolens. Tegenwoordig gebeurt dit voornamelijk in fabrieken.
De molenaar zorgt ervoor dat de bakker het graan kan gebruiken voor brood. Deze bewerkingen bestaan uit het schonen van graan, eventueel pellen en het malen.
Voor graan gebruikt kan worden moet het eerst geschoond worden. Dit gebeurt met behulp van zeven. Eerst over grove zeven, waarbij stro en grote stenen verwijderd worden. Hierna over fijne zeven, waarbij zand, gruis en onkruidzaden verwijderd worden.
Omdat bepaalde granen zoals gerst en haver een vast kafje om de korrel hebben, dient dit kafje eerst verwijderd te worden om verder bewerkt te worden. Deze bewerking heet pellen en wordt met behulp van pelstenen gedaan. Deze stenen laten de korrels langs een rasp gaan, waardoor deze van het kafje ontdaan worden.
Vroeger werd graan gemalen op stenen. Deze stenen liepen over elkaar heen en waren iets in hoogte verstelbaar, waardoor de fijnheid van het meel geregeld kon worden.
In de fabriek wordt het graan met behulp van walsen gemalen. Die staan steeds iets dichter tegen elkaar, waardoor de korrel gescheiden kan worden in verschillende onderdelen, zoals zemelen, zetmeel, kiem en de eiwitlaag.
Na het malen worden dan de verschillende delen van het meel weer in de gewenste samenstelling samengevoegd om de gewenste meelsoort te verkrijgen.
De gemalen graankorrel, maar dan zonder de zemel. In de bakkerij wordt het meest gebruik gemaakt van tarwebloem, omdat hier gluten in zitten
De gemalen graankorrel in zijn volledige oorspronkelijke samenstelling. Ook de rogge voor o.a. roggebrood is volkorenmeel
Een mengsel van verschillende graansoorten meestal verrijkt met diverse zaden, dit hoeft geen volkorenmeel te zijn.